Klik hier voor informatie over de wijziging in de levering van diensten en ondersteuning.

Blijf je nou aancloudten?

the-cloud

Iedereen lijkt tegenwoordig te willen aancloudten. Alles moet cloud-first, cloud-only of cloud-managed. Het klinkt modern, veilig, schaalbaar en toekomstgericht. En toegegeven: het verkoopt lekker.

Maar ik merk dat er vaak (te) snel voorbij wordt gegaan aan de reden waarom iets eigenlijk in de cloud zou moeten. Ik werk als IT’er met zowel cloudomgevingen als fysieke servers bij klanten, en ik zie de voordelen van beide kanten. Toch blijf ik kritisch. Te vaak zie ik dat organisaties maar wat aan het aancloudten zijn – zonder nuchtere afweging, en soms zonder echt voordeel of zelfs zonder een doordacht plan rücksichtslos de cloud in gaan.

De aantrekkingskracht van cloud

De cloud heeft onmiskenbaar z’n aantrekkingskracht. Geen eigen hardware aanschaffen, geen voedingen vervangen, geen RAID-controllers checken. Je betaalt een maandbedrag en iemand anders zorgt voor de infrastructuur.

Voor IT-leveranciers is dat een comfortabel model: voorspelbare inkomsten, weinig beheer, en minder gezeur. In offertes klinkt het ook lekker: “volledig in de cloud” klinkt abstract, modern en toekomstbestendig.

Een belangrijk onderdeel van het verhaal is de verschuiving van grote investeringskosten (CapEx) ineens naar maandelijkse operationele kosten (OpEx). Dat klinkt aantrekkelijk, en het is zeker een reden waarom veel organisaties de cloud overwegen. Maar in de praktijk blijkt cloud vaak duurder dan eigen servers, zeker op de lange termijn. Je betaalt continu, en terwijl CapEx ⇔ OpEx een gevoelig punt is, zijn de echte kosten van eigen infrastructuur volledig voorspelbaar.

Onderhoudskosten? Ja, die bestaan, maar met goed ontwerp en planning zijn ze prima in te schatten. Bovendien stijgen abonnementskosten voor clouddiensten de laatste jaren gestaag, terwijl eigen servers, leasehardware of gefaciliteerde servers voor een bepaalde periode stabiel en voorspelbaar blijven.

Kortom: financieel lijkt cloud aantrekkelijk, maar dat voordeel is lang niet altijd zo groot als het op het eerste gezicht lijkt.

Techniek

Technisch gezien is de cloud zelden magisch. De meeste cloudomgevingen zitten vast op 1 Gbps – soms iets meer, maar zelden indrukwekkend. Op locatie is 10 Gbps of sneller allang haalbaar, voor een fractie van de kosten.

Een slim ingerichte omgeving op bijvoorbeeld twee eigen locaties, verbonden via glasvezel (over internet), biedt hoge snelheid, redundantie en (een stuk minder) onafhankelijkheid. Met technieken zoals Layer2 over Layer3 tunneling kun je die locaties praktisch als één netwerk laten functioneren. Voor organisaties met bijvoorbeeld vijftig werkplekken is dat geen rocket science, maar gewoon degelijk netwerkbeheer.

En het mooiste is dat je weet wat er draait, waar het draait, en wie de stekker eruit kan trekken. Dat laatste is overigens verrassend relevant – kijk maar naar de huidige onrust in de wereld.

Abstract?

Tussen de wolk en de serverkast zit nog een interessante middenweg: de VPS. Een virtuele private server (VPS) is in feite gewoon een virtuele machine op andermans hardware. Je bepaalt zelf wat je erop installeert, hoe je het onderhoudt en welke beveiliging je toepast.

Dat ís ook cloud – maar dan concreet. Je weet waar je aan toe bent, je hebt root- of admintoegang, en je kunt je eigen beleid voeren. Ja, je moet dan ook zelf updates installeren. Maar eerlijk: is dat nou zo erg? Dat hoort bij professioneel beheer (vaak ten onrechte gedoe genoemd).

Een VPS geeft je flexibiliteit zonder dat je de controle volledig overdraagt aan een abstract platform. Dat is niet ouderwets – dat is gewoon nuchter en realistisch.

Baas over eigen data

Een ander punt dat vaak over het hoofd wordt gezien is wie er eigenlijk baas is over data en duidelijkheid over back-ups. De cloud wordt vaak gepresenteerd als dé oplossing voor alles, maar als het gaat om back-up, is dat maar half waar of half geregeld.

In mijn optiek hoort de belangrijkste data en een primaire back-up fysiek bereikbaar te zijn. Je moet de schijf kunnen aanraken, de NAS kunnen benaderen, het bestand direct kunnen terugzetten. Niet wachten op een download van honderden gigabytes via een overbelaste internetverbinding.

De cloud is uitstekend als secundaire back-up – voor extra zekerheid, geografische spreiding en (in het uiterste geval) voor disaster recovery. Maar als primaire back-up? Nee. Als er iets misgaat met je internetverbinding(en), je provider of gewoon de boze buitenwereld, dan wil je nog steeds lokaal bij je data kunnen. Dat is geen nostalgie van een grijs bebaarde IT'er, dat is gezond verstand.

Afhankelijkheid

Wie trekt er aan de touwtjes?
Wat vaak vergeten wordt, is dat de meeste grote cloudproviders Amerikaans zijn. Microsoft, Amazon, Google – allemaal bedrijven die uiteindelijk onder Amerikaanse wetgeving vallen, ook al hebben ze datacenters in Europa.

De Cloud Act verplicht deze bedrijven om data te overhandigen aan Amerikaanse autoriteiten, zelfs als die data fysiek in Nederland of Duitsland staat. Dat wringt met de Europese privacywetgeving (AVG/GDPR) en zorgt voor juridische mist. Wie is verantwoordelijk, wie mag meekijken, en wie bepaalt uiteindelijk de regels?

Overigens: in gereguleerde omgevingen kan controle over fysieke infrastructuur zelfs een compliance-eis zijn.

Daarnaast bepaalt de provider zelf:

  • welke prijsmodellen veranderen,
  • of een bepaalde regio of functie verdwijnt.

Je zit dus niet alleen in hun cloud, maar ook vast aan hun beleid. En dat voelt op termijn minder vrij dan het in het begin lijkt.

De wereld is minder stabiel dan we denken

De aanname dat internet altijd werkt, is naïef (geworden). We hebben de afgelopen jaren genoeg gezien: oorlog in Oekraïne, branden in datacenters, sabotage van zeekabels, stroomstoringen, hittegolven. Onze digitale wereld is kwetsbaar – zeker als alles afhankelijk is van verbindingen buiten onze controle.

Een bedrijf met een eigen netwerk en eigen servers kan in zulke situaties gewoon lokaal blijven draaien. Data blijft bereikbaar, medewerkers kunnen blijven werken, en het bedrijf houdt de regie. Dat is geen nostalgie. Dat is nuchter risicobeheer.

Slimmer en ontnuchterend

De cloud is niet slecht. Voor sommige dingen is het fantastisch: samenwerken, testomgevingen, wereldwijde bereikbaarheid. Maar het idee dat alles de cloud in moet, is een hype, geen strategie.

De kunst is om te kijken wat écht past:

  • Wat moet altijd beschikbaar zijn, ook zonder internet?
  • Waar wil je volledige controle over houden?
  • Wat mag buiten de deur staan – en wat juist niet?

Een hybride model – deels cloud, deels lokaal – is vaak een realistische en rendabele oplossing. Maar blind aancloudten 'omdat het zo hoort' is zelden de beste keuze - het is misschien zelfs onverstandig.

Geen doel op zich

De cloud is een hulpmiddel, geen doel op zich. Een goed ontworpen lokale infrastructuur, eventueel aangevuld met een VPS of secundaire cloud-back-up, biedt vaak meer snelheid, voorspelbaarheid en onafhankelijkheid dan een abstract platform ergens in een anoniem datacenter.

En met moderne leaseconstructies, of door servers te laten faciliteren via je IT-leverancier (met een investeerder op de achtergrond), vormt financiën eigenlijk geen belemmering meer. Het enige dat telt: jij houdt de regie – en onder de streep geef je zelfs vaak minder uit.

Dus voordat je alles de wolk in jaagt, stel jezelf één simpele vraag: Wil ik grip houden op mijn IT, of wil ik vooral modern lijken door aan te cloudten?

Previous Post